Paardejam van Charlotte Mutsaers, uit 1966, is een ode aan het schrijven en een pleidooi voor kunst in het algemeen.
Charlotte Mutsaers is uniek, dat klinkt als een cliché, maar dat is het mijns inziens helaas niet. Schrijvers met een unieke kijk op de wereld, het leven, zijn zeldzaam.
Charlotte Mutsaers schrijft essays zoals ze verhalen schrijft, ze beschrijft niet dé werkelijkheid maar haar eigen werkelijkheid.
Charlotte Mutsaers is authentiek. Ze is een cronopio, ze doet niet alsof de algemene manier van kijken normaal is, ze suggereert niet dat ze denkt als wij.
Haar essays doen me denken aan David Foster Wallace. Bij die Amerikaanse schrijver is de toon van zijn essays gelijk aan die van zijn romans. De ‘werkelijke’ wereld is niet anders dan de romanwereld. Het is dezelfde originele, denkende, creatieve geest die in beiden typen schrijven aan het woord is. Charlotte Mutsaers vindt het sowieso maar onzin dat onderscheid tussen genres, ik geef haar gelijk.
Hoe zit dit, wat houdt dit ding bij elkaar? De cronopio wil wel veel weten maar heeft daar geen wikipedia voor nodig.
Paardejam enthousiasmeert me voor het schrijven. Het essay Een nat boek om tegenaan te schuiven, over cronopio bedenker Julio Cortázar en zijn boek Een reis om de dag in tachtig werelden, toont de scheppingskracht en plezier van het schrijven. Het schrijven van Cortázar is vrij, speels en intelligent. Allemaal zaken waar Charlotte Mutsaers van houdt.
In Lupus lupo homo roemt ze Jean de la Fontaine niet enkel vanwege zijn stijl, lichtheid en moraal maar ook om zijn inzicht in dieren.
De cronopio kent geen andere logica dan de eigen.
Een onderzeese modeshow uit Bohemen is een ode aan de kwal en aan de glaskunstenaars Leopold en Rudolf Blashka. Het is een tamelijk gewoon essay waarin hun werk en de totstandkoming en presentatie ervan besproken worden. Van kwal tot glaskunst tot kwal. Aan het slot beschrijft ze hoe de onbreekbare kwal de woede van de mens oproept die deze onbreekbaarheid blijkbaar niet kan verdragen. Naast schrijven en kunst wordt hier zoals vaak bij Charlotte Mutsaers een pleidooi voor onze mededieren gehouden.
Op zeebenen, blauwvoeten en knieën van dennehout gaat over het schrijven, kunst, de daad van het creëren. Ook hier toont ze weer haar cronopio aard. ‘ik schrijf omdat het meeste om me heen me vreemd is, omdat ik me beter in het leven thuisvoel’. In de open brief aan het tijdschrift Raster bijt deze cronopio van zich af. Ze zet de redactie op haar nummer omdat ze schrijvers vragen te beschrijven. Ze toont verderop de idiotie van een directeur van het Scheepvaartmuseum die na de aankoop van een schilderij haar vraagt het aan te passen aan de etiquette.
Is het echt zo gek om een huisdier te nemen in plaats van een kind?
Zeep genaamd Ponge brengt ons onder andere een schrijverstip: ‘neem voor je gaat schrijven altijd eerst een bad met als enig gezelschap een stuk zeep. Waarom? Omdat de belangrijkste eigenschappen van zeep beweeglijkheid en enthousiasme zijn.’
In ‘Foei voor het onzuivere afwaswater dat de gezalfde kalveren der literatuur uitbraken!’ breekt ze een lans voor James Ensor en met name voor zijn schrijverschap, dat zicht vooral uitte in feestredes. Ook zijn schelden wordt geroemd. Een kunst waarin ook Cortázar een meester was. Ensor wordt beschreven als een sterk met zijn omgeving verbonden buitenstaander. En dat is Charlotte Mutsaers ook. Haar lofredes aan andere kunstenaars geven vorm en kleur aan haarzelf als kunstenaar.