Gisteren terug gekomen uit Venetië, alwaar ik de 53′ biënnale bezocht. Een slechte editie dit jaar. Veel kitsch, decoratieve knutselkunst, uitleggerige documentaires en weinig verbeelding. De landenpaviljoens boden weinig opwindends en de twee exposities samengesteld door Daniel Birnbaum waren niet spraakmakend. Die in het grote paviljoen in de Giardini zelfs ondermaats. Nederland, Skandinavië, Frankrijk en Canada sprongen er positief uit in de Giardini. De oost europeesche landen maakten er een potje van.
In de Arsenale was het wat beter dan in de Giardini, maar ik zag niet één werk in de categorie ‘niet te missen’. Geen veelbelovende talenten, geen gereputeerde kunstenaars. Een willekeurige verzameling middelmatige kunst.
Aan de overkant van het Arsenale bassin waren een aantal exposities in gerenoveerde oude hallen. Jan Fabre was helaas net voorbij, de technici waren aan het afbouwen en inpakken. In de expositie Unconditional Love was een mooie video-installatie van AES+F, The Feast of Trimalchio. Op grote schermen in een ronde ruimte waren gelijktijdig drie delen van een film te zien. Een combinatie van ‘echte’ fotomodellen en een computer gegenereerde 3D omgeving.
De Arsenale zelf blijven wonderschoon. Bovenstaande foto maakte ik in een hal niet gebruikt werd voor opslag. De deels ingestorte smeedhaarden in de achtergrond zijn magnifiek.
Zomertijd en het leven is rustig. Zoiets. Naast het genieten wordt er ook hard gewerkt. Als webontwerper leidt dat tot tastbare resultaten, als herintredend kunstenaar nog niet. Het schrijven in en buiten dit weblog is zwaar verwaarloosd. Heb wel gefotografeerd, gedacht, gelezen, gedroomd.
space is the place is een song van sun ra die in mijn hoofd klonk toen ik de tentoonstelling BELVEDERE van Bernd Trasberger in W139 bezocht. De camera van mijn telefoon had grote problemen de wit betegelde ruimte vast te leggen. Zelf voelde ik bij binnenkomst een lichte hoofdpijn en misselijkheid. Laat u daardoor niet afschrikken. De tentoonstelling is een bijzondere ervaring.
Paardejam van Charlotte Mutsaers, uit 1966, is een ode aan het schrijven en een pleidooi voor kunst in het algemeen.
Charlotte Mutsaers is uniek, dat klinkt als een cliché, maar dat is het mijns inziens helaas niet. Schrijvers met een unieke kijk op de wereld, het leven, zijn zeldzaam.
Charlotte Mutsaers schrijft essays zoals ze verhalen schrijft, ze beschrijft niet dé werkelijkheid maar haar eigen werkelijkheid.
Charlotte Mutsaers is authentiek. Ze is een cronopio, ze doet niet alsof de algemene manier van kijken normaal is, ze suggereert niet dat ze denkt als wij.
Haar essays doen me denken aan David Foster Wallace. Bij die Amerikaanse schrijver is de toon van zijn essays gelijk aan die van zijn romans. De ‘werkelijke’ wereld is niet anders dan de romanwereld. Het is dezelfde originele, denkende, creatieve geest die in beiden typen schrijven aan het woord is. Charlotte Mutsaers vindt het sowieso maar onzin dat onderscheid tussen genres, ik geef haar gelijk.
Hoe zit dit, wat houdt dit ding bij elkaar? De cronopio wil wel veel weten maar heeft daar geen wikipedia voor nodig.
Paardejam enthousiasmeert me voor het schrijven. Het essay Een nat boek om tegenaan te schuiven, over cronopio bedenker Julio Cortázar en zijn boek Een reis om de dag in tachtig werelden, toont de scheppingskracht en plezier van het schrijven. Het schrijven van Cortázar is vrij, speels en intelligent. Allemaal zaken waar Charlotte Mutsaers van houdt.
In Lupus lupo homo roemt ze Jean de la Fontaine niet enkel vanwege zijn stijl, lichtheid en moraal maar ook om zijn inzicht in dieren.
De cronopio kent geen andere logica dan de eigen.
Een onderzeese modeshow uit Bohemen is een ode aan de kwal en aan de glaskunstenaars Leopold en Rudolf Blashka. Het is een tamelijk gewoon essay waarin hun werk en de totstandkoming en presentatie ervan besproken worden. Van kwal tot glaskunst tot kwal. Aan het slot beschrijft ze hoe de onbreekbare kwal de woede van de mens oproept die deze onbreekbaarheid blijkbaar niet kan verdragen. Naast schrijven en kunst wordt hier zoals vaak bij Charlotte Mutsaers een pleidooi voor onze mededieren gehouden.
Op zeebenen, blauwvoeten en knieën van dennehout gaat over het schrijven, kunst, de daad van het creëren. Ook hier toont ze weer haar cronopio aard. ‘ik schrijf omdat het meeste om me heen me vreemd is, omdat ik me beter in het leven thuisvoel’. In de open brief aan het tijdschrift Raster bijt deze cronopio van zich af. Ze zet de redactie op haar nummer omdat ze schrijvers vragen te beschrijven. Ze toont verderop de idiotie van een directeur van het Scheepvaartmuseum die na de aankoop van een schilderij haar vraagt het aan te passen aan de etiquette.
Is het echt zo gek om een huisdier te nemen in plaats van een kind?
Zeep genaamd Ponge brengt ons onder andere een schrijverstip: ‘neem voor je gaat schrijven altijd eerst een bad met als enig gezelschap een stuk zeep. Waarom? Omdat de belangrijkste eigenschappen van zeep beweeglijkheid en enthousiasme zijn.’
In ‘Foei voor het onzuivere afwaswater dat de gezalfde kalveren der literatuur uitbraken!’ breekt ze een lans voor James Ensor en met name voor zijn schrijverschap, dat zicht vooral uitte in feestredes. Ook zijn schelden wordt geroemd. Een kunst waarin ook Cortázar een meester was. Ensor wordt beschreven als een sterk met zijn omgeving verbonden buitenstaander. En dat is Charlotte Mutsaers ook. Haar lofredes aan andere kunstenaars geven vorm en kleur aan haarzelf als kunstenaar.
Vanochtend zag ik dit op de stoep in de Bilderdijkstraat in Amsterdam. Wreed kunstwerkje. Ongesigneerd. In tegenstelling tot de andere foto’s in mijn urban serie is deze door de buitenplaatser wel als kunst bedoeld.
Urban dwelling in de Kerkstraat in Amsterdam. Vrees niet: anno 2009 vermaken kinderen zich nog uitstekend met een paar kartonnen dozen. Dit fraaie staaltje van tijdelijke stadsarchitectuur annex sculptuur functioneerde zondagmiddag als atelier.
Mijn vrienden denken mee over mijn herintreden en komen soms met tips:
” Ik zag een site van een kunstenares, die zich zelf als ‘onderzoeksbureau’ in de markt zet.
Vind ik het wel een mooie vondst om jezelf als onderzoeksbureau te presenteren.
Wellicht stof tot nadenken voor een herintreder in de kunst.
Onderzoeksbureau
Opiniebureau
Columnfabriek
Kwaliteitsdesk
Callcenter (voor een goed gesprek over nieuwe waarden) ”
Nu had ik herintreder.org reeds als Thinktank ingedeeld op Linkedin én start maandag mijn cursus essay schrijven. Een welkome aanmoediging dus deze tip.
Ik werk momenteel bij Deps in Ingber. Overal in de boomgaard/beeldentuin zijn nog dit soort huisjes te vinden, die ik er lang geleden plaatste. De meesten zijn vergroeid met de bomen. Ze zijn van betonijzer, isolatieschuim, hout, plexiglas enz. Sommigen zijn nog intact, anderen kapot. Misschien moet ik ze als herintreder restaureren? Of juist koesteren als één van de weinige plekken (naast slot Teijlingen) in Nederland waar ruïnes zijn?
Zaterdag was ik in AINSI, cultuurpand in Maastricht. Zoals alle steden wil ook Maastricht de creatieve industrie omarmen. AINSI is typisch Maastrichts. De woorden broedplaats en vrijplaats worden gebruikt maar het is een door de overheden opgezet prestigeproject. De organisatie is top-down en de uitstraling doet eerder denken aan de Zuidas dan aan de NDSM werf.
Ik kwam toevallig op de opening terecht en die was ook Strichts: veel bobo’s, royaal buffet en de obers haperden nooit. Zo’n opening die meer kost dan het jaarbudget van menig kunstcentrum dus.
Het gebouw, een voormalige verpakkingsfabriek van architect Peutz, is prachtig. De lokatie in een cementgroeve idem. Het is nu chique en poenerig. Er zit dan ook geld in van de gemeente, de provincie, de staat der Nederlanden, de Europese Unie, cementfabriek ENCI en diverse fondsen. De theaterprogrammering wordt verzorgd door theater aan het vrijthof. Naast de ingang zit een ueberhip kantoor/ontvangstruimte van Creative Industries, een stichting die aspirant creatieve ondernemers moet ondersteunen. Dat doen ze zoals gebruikelijk vooral met holle woorden. Slechts de absolute top der commerciële creatieven zal zich ooit zo’n kantoor kunnen permitteren.
Oh ja, er werken ook nog kunstenaars. Dat is een positieve ontwikkeling, niet lang geleden had Maastricht expres geen atelierbeleid want de kunstenaars die aan de twee academies afstudeerden kwamen toch maar in de bijstand.
Eén van de meest bepalende begrippen in onze cultuur is willen. Eén van de grootste illusies is het idee van een vrije wil die een mens zou hebben. Ondanks het feit dat Spinoza al kort na Descartes deze vergissing rechtzette. Waarschijnlijk wordt het als comfortabeler ervaren om aan deze vergissing vast te houden dan om te erkennen dat we slechts beperkte invloed op ons leven hebben.
De wil is een moeilijk fenomeen, de meeste filosofen meiden het onderwerp. Nietzsche durfde de uitdaging wel aan. Zoals bij alles wat hij dacht en schreef zijn de interpretaties ervan zeer uiteenlopend. Er zijn diverse pogingen gewaagd om selecties uit zijn nagelaten schrijfsels tot een boek te vormen. In algemeenheid geldt dat het verstandiger is het werk van een filosoof zelf te lezen i.p.v. boeken van anderen over een filosoof. Een grote geest uitgelegd door minder grote geesten wil nog wel eens tot een verwarrend beeld leiden. Een boek onder de naam van een filosoof dat door anderen gemaakt is, is nog problematischer.
Omdat ik graag wil weten wat en hoe Nietzsche schreef in de periode na de publicatie van zijn boeken*, heb ik de zeven delen Nagelaten fragmenten besteld (27 cm paperback, 4320 blz). Binnenkort meer over Nietzsche op dit blog.
* Aanvulling: Het pakket is binnen en nu pas is me duidelijk wat ik besteld heb… Het zijn Nietzsche’s aantekeningen uit de periode 1869-89. Deels zijn die aantekeningen verwerkt in gepubliceerde boeken. De laatste twee delen bevatten aantekeningen uit de tijd waarin Nietzsche werkte aan een boek rond het begrip De wil tot macht, dit boek heeft hij uiteiendelijk niet geschreven. Het zijn dus 4320 bladzijden met Nietzsches denken in ongepolijste vorm. Spannend. Nu eerst een bedenken hoe ik het ga lezen, chronologisch of niet.
“High pressure in a low pressure city – OMA could never exist without Rotterdam, a city that has no scene, makes no demands, offers no distractions – a laboratory of indifference….”
Citaat uit Content van OMA/Rem Koolhaas (Taschen, 2004).
Mocht u dat boek in huis hebben kijk dan nog eens naar pagina 294-299, alwaar stills uit Big Brother worden vergeleken met schilderijen van Vermeer.
Oké, dit heeft niets met herintreden te maken. Wel met kunst. Althans zo ervaar ik het. Misschien is het nuttig om mensen te waarschuwen dat dit verpakkingsmateriaal geen geschikt speelgoed is. De picto’s zijn echter ook grappig en mooi. En in eerste instantie ook schokkend op zoiets alledaags als de verpakking van een stofzuiger. Het is rauw. Het pictogram met de baby is vertederend en eng tegelijk.
Vorig jaar had ik mijn Canon Ixus cameraatje bij me in New York waarmee foto’s als hierboven niet te maken zijn. Ze zijn vrijwel altijd plat. Nou heb ik daar in het algemeen niet zo’n moeite mee, plat. Op de academie vond een docent het wel knap hoe ik alles plat wist te schilderen, in mijn stillevens zat geen enkele diepte. Ik was en ben ook niet zo een fan van de renaissance, de vlakheid van de middeleeuwse kunst vind ik mooi. Hetzelfde geldt voor Japanse prenten.
Maar de diepte van bovenstaande foto, gemaakt met een spiegelreflexcamera en film, is prachtig.
Conclusie: fotografie verschilt niet van het leven, diepte en vlakheid hebben beiden hun charme en kracht.