Een nieuwe foto voor de categorie Urban. Voor het eerst overwoog ik kort of ik iets aan de rangschikking zou veranderen. Ik had dat tot nu toe niet gedaan en zelfs niet overwogen. De serie toont composities op straat, fotogeniek afval. Op zich maakt het niets uit of ik er wel of niets iets aan verander. Maar waarom zou ik? Het is een vreemd tafereel. Grafdoos, bed, stilleven? Hoe is het daar gekomen? Is alles door één persoon neergezet?
Vertellende tentoonstellingen zijn saai. Dat bedacht ik tijdens mijn bezoek aan anti-beeld in Arti. Te zien zijn Sadam op sterk water en andere beelden met een boodschap. Sommige werken zijn op zich goed, maar in deze context wordt het saai en banaal. Ik ben momenteel ‘Is dit een mens” van Primo Levi, over Auschwitz, aan het lezen en dan zou dit me moeten schokken?
Ik heb in dit blog al vaker mijn twijfels geuit over de vele exposities ‘met een verhaal’ die er de afgelopen jaren te zien zijn. Beeldende kunst gaat om beeld en ervaren. De inhoud van kunst vormt zich in het hoofd van de beschouwer. Met moralistische, belerende tentoonstellingen werkt dat niet. Er gebeurt dan niets. Lopend op straat valt er meer te beleven.
Ik las dat De Rijksacademie een nieuwe financiële peiler onder haar werk geplaatst heeft: een fonds dat gevuld wordt door de veiling van kunstwerken van oud-deelnemers en (oud-)begeleiders. Daar zitten veel succesvolle kunstenaars bij en de eerste veiling op 1 juni dit jaar bracht ruim 1 miljoen euro op. Serieus bedrag. En ik vind het een heel goed initiatief. Kunstenaars die bijdragen aan de ontwikkeling van andere kunstenaars.
Grote doden was de oorspronkelijke titel. Ik las zojuist dat tijdens mijn verblijf in Japan Louise Bourgeois overleden is. Ze werd 98 en was nog steeds actief als kunstenaar. Twee jaar geleden zag ik nog een overzichtstentoonstelling in het Guggenheim New York. Daar zag ik dat het meest recente werk tot het beste uit haar carriëre behoorde. Naast grote installaties die door assistenten vervaardigd werden, waren het juist de kleine handwerken die indruk maakten. Kwetsbaar en krachtig tegelijk, zoals al haar werk en waarschijnlijk zoals zij zelf was.
Een andere favoriet, Sigmar Polke, is anderhalve week geleden ook overleden. Eén van de grootste naoorlogse kunstenaars maar nieuws was het nauwelijks. Eén kort stuk op het weblog van de NRC.
Lang geleden zag ik een retrospectieve van hem in Parijs. Ik had daar gemengde gevoelens bij. Een enkel werk maakte grote indruk, het overgrote deel irriteerde me. Maar het bleef wel in mijn hoofd. Bij terugkomst uit Parijs stond er een grote recensie van Anna Tilroe in de krant. Zij was enthousiast en schreef een helder vertoog. Boeiend om te lezen, maar het overtuigde me niet. Pas een paar jaar later, toen ik reproducties van een paar vroege werken zag en daar hard om moest lachen, vond ik toegang tot zijn werk.
De laatste jaren heb ik zijn werk te weinig gezien. Ik hoop dat er als troost eindelijk een oeuvre catalogus van zijn werk komt. Dan kan ik zijn werk ook vergelijken met Thomas Pynchon, de amerikaanse schrijver wiens thematiek en werkwijze overeenkomsten vertoond met dat van Polke.
Het is al jaren één van mijn favoriete muziekstijlen: Japanse noise. Een bak geluid waar toch structuur in zit. In Japan ontdekte ik waar het vandaan komt. Lopend in een winkelstraat in Tokio komt de herrie plots naar buiten als de deuren van een Pachinko hal opengaan. In andere steden zal zich dit vaak herhalen.
Pachinko machines zijn verticale flipperbakken/gokapparaten. Ze staan in rijen naast elkaar en maken veel herrie. Het geluid in zo’n hal is oorverdovend. Toch zitten er heel veel mensen rustig te spelen, urenlang.
Hieronder een opname in één van de ontelbare pachinkohallen in Osaka. pachinko
Ik las in Japan romans van Yasunari Kawabata, Taichi Yamada, Banana Yoshimoto en Kenzaburo Oë.
“De knoppen breken” van Oë maakt de meeste indruk. Over een groep kinderen van een tuchtschool die tijdens de tweede wereldoorlog geëvacueerd worden naar en opgesloten in een bergdorp. Een verschrikkelijk verhaal van grote schoonheid. Het leest als een filmscenario. Je ziet de jongens, het landschap, de modder en sneeuw. Je voelt de kou, honger, ellende en pijn. De acteurs zijn allen indrukwekkend.
In de serie urban twee foto’s van huishoudens in Tokio. Het betreft de bezittingen van daklozen. De eerste dag van de vakantie kwamen we al een plein in en park tegen waar met een dekzeil afgedekte spullen stonden. Door het kookgerei twijfelde ik eerst nog even of het soms gesloten eetkramen waren. De onaangename lucht gaf aan dat dit niet zo was. Elders op het parkplein waren een paar bewoners thuis.
Deze foto’s zijn genomen in de buurt van het Tokyo National Museum. Ik vermoed dat de notebook neergelegd is door een passant. Dikke kans dat die daar blijft liggen tot de nieuwe eigenaar thuis komt.
Vrijdagavond zag ik van T.+ Bernadette van dans-/performancegroep T.R.A.S.H. in het Vondelpark openluchttheater. Gespeeld door Lucie Petrusová en Guilherme Miotto met Jacqueline Hamelink op cello. T.R.A.S.H. laat zien dat dans bewegen is en dat je er verhalen in kunt vertellen. Klinkt als een open deur. Het is heftig, intens, expressief en liefdevol. De spelers zijn moedig en storten zich vol overgave in de voorstelling. Op hun site kun je meer over de voorstelling lezen.
Na afloop werd er aangekondigd dat er 6 augustus nog een voorstelling is. ‘Fijn, dan ga ik weer’ dacht ik direct. Dat is één van de sterke punten van dit gezelschap: je kunt de voorstellingen meermaals genieten. Gaat dat zien.
Naast de beleefdheid is er gelukkig nog een cliché over Japan waar: het eten is er geweldig en alom tegenwoordig.
Sushi restaurants vindt je buiten Tokyo merkwaardig weinig, maar dat wordt in de steden gecompenseerd door de voedselafdelingen in de kelders van de warenhuizen. Hoe beter het warenhuis hoe beter het eten. En ook in de chiqueste is de sushi heel betaalbaar.
Maar er is natuurlijk veel meer. Udon, soba, tempura, pickels en vele andere gerechten. En altijd rijst en misosoep. Vanaf 100 yen (was vorige week 90 ct) kun je al heerlijke in zeewier gewikkelde rijstdriehoekjes kopen en de hogere keuken is kwa prijs vele malen goedkoper dan hier en een feest voor oog en smaak.
dat geldt i.i.g. voor mij. Met mijn spiegelreflex camera schoot ik niet 1500 foto’s in 1 vakantie op rolletjes. Vrijwel elke foto werd met aandacht geschoten. Nu met mijn mini Canon Ixus met giga geheugenkaart druk ik snel af als ik iets zie waar ik later iets mee denk te kunnen doen danwel domweg als geheugensteun.
Dat leidt ertoe dat slechts een deel van de foto’s geslaagd te noemen is. Deels komt dat door de kwaliteit van de camera, maar veel meer door het gebrek aan aandacht mijnerzijds tijdens het fotograferen.
Neemt niet wel dat er bruikbare foto’s tussen zitten. Maar met wat meer aandacht en tijd had het mooier geworden.
Soms heb ik een idee en maak ik alvast het blogitem aan. De titel, foto en/of onderwerp weet ik dan reeds en later wil ik het uitwerken. Meestal ben ik zo verstandig om een korte schets te plaatsen t.b.v. mijn geheugen. Deze keer was ik dat vergeten. Ik weet niet meer welke foto bij deze titel hoorde en heb ook geen idee waarover het zou gaan. De titel is goed en intrigerend. Voor meerdere interpretaties vatbaar. Zou het gaan over hoe een afbeelding nu eenmaal altijd plat is en de 3-dimensionaliteit door de hersens gecreëerd wordt? Of over de platheid van onze hedendaagse cultuur? Of zelfs over het feit dat de wetenschap zich tegenwoordig vaker moet verdedigen dan de verzonnen wereld der religies?
Ter afscheid van directeur Gijs Frieling en ter meerdere ere der schilderkunst is W139 vakkundig volgeschilderd. En ook hier weer een voorname rol voor de stripkunst. In Nederland krijgt de strip nu eindelijk erkenning als kunstvorm. Soms vind ik het weinig nut hebben om een striptekening op doek te schilderen, liever blader ik in een boek. Maar hier in W139 is het op de muur geschilderd en feitelijk een groot stripverhaal waarin we als bezoekers kunnen dwalen.
Het is een meerdelige wandschildering naar de roman Doctor Faustus van Thomas Mann. Negen schilders hebben elk taferelen uit het boek in plateaus omgezet en gezamelijk zijn ze tot een compositie op de muren van de tentoonstellingsruimte gekomen. Tussen de scenes in staan de sponsoren, geschilderd als onderdeel van het geheel.
Nog een bijkomend voordeel: na het bezoek aan deze kijkdoos zal niemand het nog in zijn hoofd halen te zeuren over de ‘dood van de schilderkunst’. Tot 30 mei te zien in de Warmoestraat (achter de Bijenkorf) in Amsterdam.
Alweer zo’n ‘laat debuut’. David Mazzucchelli is al jaren striptekenaar en komt nu met zijn eerste roman. En dat doet hij dan ook meteen goed. Deze beeldroman wordt opvallend genoeg door meerdere recensenten als literair werk beoordeeld en geroemd als één der beste romans van 2009. Vind ik heel gewoon, ik heb goede strips nooit onderschat, maar in de literatuurkritiek was ik het niet eerder tegengekomen.
Asterios Polyp is zowel qua verhaal, tekst, belettering als tekenwerk fenomenaal. Het is komisch, filosofisch, romantisch en spannend.
Door de uitgever wordt het als volgt gepresenteerd: The triumphant return of one of comics’ greatest talents, with an engrossing story of one man’s search for love, meaning, sanity, and perfect architectural proportions.
Zij plaatsen het boek dus in de rijke traditie van het herintreden.
En het volgende citaat uit de New York Times staat terecht op de flaptekst: The book is a satirical comedy of remarriage, a treatise on aesthetics and design and ontology, a late-life Künstlerroman, a Novel of Ideas with two capital letters, and just about the most schematic work of fiction this side of that other big book that constantly alludes to the “Odyssey.”
En ook fijn: toen ik hem uit had kon ik gewoon weer vooraan beginnen. Dit is een boek die je vele malen kunt lezen om telkens nieuwe dingen te ervaren.
Nadat mijn Razr vroegtijdig de geest had gegeven, had ik een tijd een Finse telefoon met een nummer als naam. Dat was niet inspirerend voor de mobiele fotografie. Maar nu heb ik een Legend en dat noodt direct weer tot nieuwe beelden.
Peeping is de titel/ het thema van de nieuwe FOAM magazine. Vanzelfsprekend een voor de hand liggend onderwerp in deze tijd van alomtegenwoordige camera’s en onverzadigbaar exhibitionisme. Wat me bij het doorbladeren verbaasde is dat het bij veel series niet duidelijk is of het in scene gezet is of niet én dat dat er niet toe doet. Het maakt wel verschil of de gefotografeerden, in zoverre als ze herkenbaar zijn, toestemming hebben gegeven voor publicatie.
En ik vroeg me direct af: wat is de meerwaarde van het publiceren van dit soort beelden als zijnde kunst. Wat is het kunstzinnige element in het opblazen van Google streetview foto’s en daar je eigen naam aan verbinden? Ik vraag me ook af wat Google ervan vindt dat iemand hun foto’s hergebruikt en daar dan ook nog copyright op claimt. Volgens de schrijver van de begeleidende tekst is het originele van fotograaf Michael Wolf dat hij de Google foto’s fotografeert vanaf het beeldscherm. Oftewel foto’s van foto’s, de onnozele bezigheid waar ik me ook graag mee bezig houd en waar ik recent wat voorbeelden op dit blog toonde.
Een andere serie toont jonge vrouwen in tienerkamers die zichzelf fotograferen, al of niet met webcam. Dit refereert tamelijk plat aan een bekend fenomeen. Ik ga nog lezen wat de toelichting is bij deze portfolio. Ik vraag me wel af waarom er geen serie is gemaakt met foto’s van dating en community sites met daarbij een degelijk essay over dit fenomeen.
Wat ook opvalt: het is allemaal zo netjes en braaf. Alsof het enkel om de esthetische waarde gaat van een onschuldig fenomeen. Het feit dat we doorlopend gefotografeerd en gefilmd worden en hier zelf ook veelal aan mee doen is helemaal niet zo onschuldig.
Dat is niet waar, maar het aantal mensen dat een camera met zich mee draagt en gebruikt is groot. Dat neemt niet weg dat er ook velen er hun beroep van kunnen maken. In tegenstelling tot veel geklaag is er een inflatie in dit soort beroepen. Professionele fotografie wordt erkend en gewaardeerd. We zijn ook allen schrijver. En filmer.
We also disconnect ourselves form our surroundings while connecting to someone by phone. The difference between private and public space is changing. People talk about intimate things in public space, surrounded by other people who have no relationship to them.
The main reason why conferences like Sonic Acts are so great is the inspiration they bring. Listening to artists and scientists who talk about their work with passion brings new ideas and gives a stimulus to think and create. The artists in Sonic Acts have insight in their work and are willing to share it.
During the day-program artists talked about their works and their ideas and in the evening we could experience the work in Paradiso.
Thinking and creativity. Science and art. What was the most inspirational for me was the open exchange between people. It was not thinking ‘out of the box’, none of us had any interest in boxes :).