Vanaf de toren van de Zuiderkerk was ik afgelopen jaarwisseling getuige van een (voor mij) nieuwe rage: het oplaten van Thaise luchtballonnen. Papieren lampions waarvan de lucht opgewarmd wordt door een dikke kaars waardoor hij omhoog vliegt en met de wind meedrijft. Ik maakte me enigszins zorgen want zag al gebouwen in vlammen opgaan. Een week later kwam ik in een bos bij ‘s Graveland deze resten tegen.
Ik geef toe: het is verleidelijk, de beelden die de fooncamera’s produceren. In deze hoog-technologische tijden maken we foto’s en films van een allerbelabberste beeldkwaliteit. Maar het wel een ‘nieuw’ beeld. In het boekje bij een van de Anthologies of Noise & Electronic music van Sub Rosa, wijst de samensteller er nog eens op dat het niet de nieuwe technieken zijn die nieuwe kunst maken, maar de kunstenaars die er mee werken. Ja, dat is weer een open deur op dit blog, maar zinnige gedachten herhaal ik graag .
Bovenstaande foto is feitelijk niets, maar ik kijk er graag naar, vandaar dat ik hem toch maar plaats in de serie Legendary pics.
Het Gugenheim museum in Bilbao is een veel gefotografeerd gebouw. Deze week zag ik het voor het eerst in levende lijve. Tot mijn verbazing lag het tegen en onder een brug aangeschoven, met allerlei gebouwen er omheen. Door de vele fotoś die ik gezien heb dacht ik dat het vrij lag op een schiereiland in de rivier. Anderen kiezen er blijkbaar voor een hoek te vinden waaruit dit beeld kan ontstaan en een enkeling zal hinderlijke omgevingselementen simpel wegwerken.
Dat is in de architectuurfotografie gebruikelijk. Zo zag ik afgelopen winter een beroemd gebouw van MVDRV aan de Ookmeerweg in Amsterdam West. Dit wooncomplex ligt in een straat met onooglijke jaren 60 flats. Ik heb het gebouw in tientallen publicaties gezien, maar nooit met de naastliggende gebouwen. Architectuur losgeknipt van de omgeving.
foam magazine heeft een sterk tijdsbesef. Je zou kunnen zeggen dat ze trendy zijn, maar dat heeft een ietwat negatieve bijklank. Ze zijn, net als het uitgevende foam museum, geïnteresseerd wat er nu in de fotografie gebeurt. Of mét fotografie. Het nieuwste nummer heet CITY LIFE en toont sterk verschillende zichten op de stad en het leven aldaar. Er zit ook een serie bij met op een telefoon gemaakte foto’s. Dat ligt natuurlijk voor de hand en ik denk dat de alomtegenwoordigheid van camera’s ook één van de redenen is waarom er zoveel stadsfoto’s gemaakt worden. De technische kwaliteit van foto’s met pocket- en telefooncamera’s is veelal laag, maar dat doet niet persé af aan de zeggingskracht.
Na de vorige aflevering PEEPING ging ook dit nummer van foam magazine weer over zaken waar ik mee bezig ben, vandaar de titel van deze post.
Weer een woord geleerd. Ik wam het tegen op de site van Reineke Otten, www.urbandailylife.com. “Streetology is a way to visually extract and analyse the city.” Altijd leuk om te ontdekken dat er een term is om je eigen activiteiten te benoemen.
dat geldt i.i.g. voor mij. Met mijn spiegelreflex camera schoot ik niet 1500 foto’s in 1 vakantie op rolletjes. Vrijwel elke foto werd met aandacht geschoten. Nu met mijn mini Canon Ixus met giga geheugenkaart druk ik snel af als ik iets zie waar ik later iets mee denk te kunnen doen danwel domweg als geheugensteun.
Dat leidt ertoe dat slechts een deel van de foto’s geslaagd te noemen is. Deels komt dat door de kwaliteit van de camera, maar veel meer door het gebrek aan aandacht mijnerzijds tijdens het fotograferen.
Neemt niet wel dat er bruikbare foto’s tussen zitten. Maar met wat meer aandacht en tijd had het mooier geworden.
De zebrapaden bij Ginza, de Gosplay tieners, het zijn telkens dezelfde beelden die je van Japan ziet. En ook de verhalen zijn vaak gelijksoortig. Dat alles in automaten te koop is bijvoorbeeld, terwijl in de praktijk enkel frisdrank en sigaretten te koop zijn. Van die frisdrankautomaten zijn er wel heel veel trouwens.
Wat weer wel waar is zijn de (jonge)mannen in de gemakswinkels die naast elkaar manga’s staan te lezen. Maar verder oogt Japan anders dan het beeld dat we hier middels tijdschriften en andere media voor geschoteld krijgen. Zo kleden Japanners zich nog slechter dan Nederlanders en ogen ze vooral grijs. Maar ja, de paar honderd uitzonderingen bieden wel een aantrekkelijker beeld en dat wordt dan ook getoond. En natuurlijk niet vergeten: de metromedewerkers die mensen volle coupe’s in duwen. Dat zal vast tijdens de spits op een paar perrons gebeuren, maar in 99.9% van de gevallen staat men netjes in rijen en vult rustig de wagons. Als die vol zijn wacht met een paar minuten op de volgende trein. Ik geef toe: ook geen opwindend beeld.
Soms heb ik een idee en maak ik alvast het blogitem aan. De titel, foto en/of onderwerp weet ik dan reeds en later wil ik het uitwerken. Meestal ben ik zo verstandig om een korte schets te plaatsen t.b.v. mijn geheugen. Deze keer was ik dat vergeten. Ik weet niet meer welke foto bij deze titel hoorde en heb ook geen idee waarover het zou gaan. De titel is goed en intrigerend. Voor meerdere interpretaties vatbaar. Zou het gaan over hoe een afbeelding nu eenmaal altijd plat is en de 3-dimensionaliteit door de hersens gecreëerd wordt? Of over de platheid van onze hedendaagse cultuur? Of zelfs over het feit dat de wetenschap zich tegenwoordig vaker moet verdedigen dan de verzonnen wereld der religies?
Nadat mijn Razr vroegtijdig de geest had gegeven, had ik een tijd een Finse telefoon met een nummer als naam. Dat was niet inspirerend voor de mobiele fotografie. Maar nu heb ik een Legend en dat noodt direct weer tot nieuwe beelden.
Dat is niet waar, maar het aantal mensen dat een camera met zich mee draagt en gebruikt is groot. Dat neemt niet weg dat er ook velen er hun beroep van kunnen maken. In tegenstelling tot veel geklaag is er een inflatie in dit soort beroepen. Professionele fotografie wordt erkend en gewaardeerd. We zijn ook allen schrijver. En filmer.
Na mijn eerste bezoek aan New York organiseerde ik een diavertoning. Met name de kinderen in het publiek waren teleurgesteld: “jullie staan er zelf helemaal niet op”.
Daar hadden mijn reisgenote en ik niet bij stil gestaan. Vanzelfsprekend hadden wij de stad gefotografeerd en kunst die we daar gezien hadden. Dat wij daar zelf ook waren bleek uit het feit dat we foto’s gemaakt hadden, daarvoor hoefden we er zelf niet op te staan.
Het is bekend, sommige woorden veranderen al te sterk als ze vertaald worden. Poetics laat zich niet door poëzie vertalen. Poëzie dat is poeziealbums en andere slappe hap. Maar Poetics/Poitics, het boek bij Documenta 10 is een pronkjuweel in mijn boekenkast. “Poetics refers generally to the theory of literary discourse and specifically to the theory of poetry, although some speakers use the term so broadly as to denote the concept of “theory” itself.” aldus Wikipedia. Maar Poetics is meer dan dat, het is mooi, het geeft zelf al een gevoel van ruimte.
The Poetics of Space is de titel van Sonic Acts XIII. In een tijd waarin het virtuele domein steeds belangrijker lijkt te worden wil men de aandacht richten op het belang van de fysieke ruimte.
Ik loop zelf al een tijd na te denken over een expostitie met als titel Space is the place (met dank aan Sun Ra). De beleving van ruimte, reëel en virtueel is nog steeds een hoofdonderdeel van de kunsten.
Vorig jaar had ik mijn Canon Ixus cameraatje bij me in New York waarmee foto’s als hierboven niet te maken zijn. Ze zijn vrijwel altijd plat. Nou heb ik daar in het algemeen niet zo’n moeite mee, plat. Op de academie vond een docent het wel knap hoe ik alles plat wist te schilderen, in mijn stillevens zat geen enkele diepte. Ik was en ben ook niet zo een fan van de renaissance, de vlakheid van de middeleeuwse kunst vind ik mooi. Hetzelfde geldt voor Japanse prenten.
Maar de diepte van bovenstaande foto, gemaakt met een spiegelreflexcamera en film, is prachtig.
Conclusie: fotografie verschilt niet van het leven, diepte en vlakheid hebben beiden hun charme en kracht.
Bedacht ik net op het dakterras. De flexibiliteit van het oog, versterkt door de hersenen, is groter dan die van een camera. Die camera kan wel beelden isoleren en overdraagbaar maken. En daar wordt dankbaar gebruik van gemaakt. De behoefte aan uitwisselen van beelden is enorm.
Waar komt die behoefte uit voort? Tonen we beelden om ons bestaan te bevestigen? Hebben we een sterke aandrang tot delen? Zijn we ontevreden met de werkelijkheid waarin we leven of juist niet?
Bedacht ik terwijl ik het trappenhuis van FOAM aan het fotograferen was en er telkens mensen in beeld kwamen. Vanwege de Richard Avedon expo was het zeer druk. Avedon was wel van de mensen. De expo krijgt veel aandacht, niet in de laatste plaats door de vele beroemdheden die hij fotografeerde. Dat vond ik zelf de minst interessante foto’s. De mooiste serie is ‘In the American West’, waar geen celibrity in voor komt maar juist mensen uit het minst glamorous deel van de Amerikaanse bevolking. Ik vermoed dat Avedon’s hart meer bij deze mensen lag. Een andere boeiende serie is van toenmalige (1976) Amerikaanse machthebbers, vooral ook omdat sommigen nog steeds actief zijn.
Dan terug naar de titel van dit stukje. Jarenlang kwamen er nauwelijks mensen op mijn foto’s voor. Op vakantiefoto’s stonden landschappen en gebouwen, slechts zelden reisgenoten en bewoners van het bezochte gebied. De laatste jaren wordt dit iets vaker gecombineerd.
Ik zat in een catalogus te bladeren en vroeg me plots af: hoe zit dat met zwart-wit fotografie en digitale camera’s. Hebben die camera’s een zwart-wit stand of moeten we onze foto’s softwarematig naar zwart-wit omzetten? Het lijkt me dat we hoe dan ook een ander resultaat krijgen dan via zwart-witfilm. Maar is dat een probleem? Lijkt me niet. In de doka pleegde men ook tot een optimaal gewenst resultaat te komen. In een bewerkingsprogramma zijn de methodes anders, maar de insteek niet. Op internet staan vele handleidingen om tot een goed resultaat te komen.
Zelf laat ik mijn foto’s altijd in kleur. In mijn oude spiegelreflexcamera koos ik voor kleur of zwart-wit. Nu ze automatisch kleur zijn laat ik dat zo. Er staat ook nog geen enkele zwart-wit foto in dit weblog. Is dit gemakzucht, komen kleurenfoto’s beter tot hun recht op een beeldscherm, houd ik gewoon veel van kleuren in beeld? Als ik dit blog doorscroll blijkt het laatste zeker het geval. Er staan ook foto’s tussen waarbij kleur geen voorname rol speelt. Zouden die wellicht mooier zijn in zwart-wit?
Bovenstaande foto is volgens Photoshop zwart-wit, ik zie echter op één van mijn monitoren nog allerlei blauwtinten.
Bovenstaande foto nam ik in 2004. Ik was in Barcelona en bezocht het spiksplinternieuwe winkelcentrum Diagonal Mar. De hele omgeving was ook nieuw trouwens, inclusief het metrostation waar deze mannen kabels aan het fixen waren.
Ik schoot een serie foto’s van de prachtige parkeergarage onder het winkelcentrum. De bewaking was echter nogal zenuwachtig, het was twee dagen na de bomaanslagen in Madrid, en dwong mij alle foto’s uit mijn digicam te wissen.
Het wandelen naar en door steden, havens, industriegebieden enzovoort ervaar ik als inspirerend. De omgeving biedt altijd onverwachte beelden. Zo’n dag rond Diagonal Mar levert veel mooie beelden, in hoofd en camera. Voor het ontwikkelen van kunstwerken en voor ontwerpideeën levert dit zelden iets op. Ideeën ontstaan bij mij vaak als ik lees en dan met name literatuur en filosofie. Ik kan dan ontspannen en met aandacht een roman lezen en opeens een inval krijgen voor het ontwerp van een site.
De foto’s die ik maak op een dag als toen in maart 2004 worden opgeborgen en kunnen telkens weer bovengehaald worden als er een idee ontstaat waarin ze een functie kunnen hebben. Bovenstaande foto stond reeds eerder op de vorige versie van de TastyMouse website.